!
Column Betty de Wit

Kerstfeest?

22 december 2020 om 10:08 Column

Deze dagen herdenken wij de geboorte van Jezus, maar zo feestelijk als we gewend zijn? In deze coronatijd met zijn vele beperkingen is, het moeilijk en saai. Mij doet het denken aan de kerst in 1944, in oorlogstijd. Stille verduisterde straten, af en toe de zware voetstappen van Duitse soldaten. Na acht uur mag geen burger meer buiten. Ook in huis is geen licht, geen elektriciteit. Alleen twee drijvertjes, glazen water met kurken op een laagje olie, staan op tafel en zorgen voor een paar lichtpuntjes. Rond die tafel zitten wij, de oudsten van tien kinderen en onze moeder. Dat gezamenlijk zitten bij de schemerende lichtjes geeft toch een gevoel van saamhorigheid.

Vader is al bijna twee jaar op de vlucht voor de Duitsers. Moeder staat er thuis met haar grote gezin alleen voor. ’s Middags om drie uur begint ze alles voor de komende avond en nacht klaar te leggen. De nachtkleren, de luiers voor ons kleinste broertje. Vooral de drijvertjes, met secuur ernaast de lucifers. Op het plankje naast de kachel de knijpkat, een met de hand aangedreven zaklampje, om in het ’s avonds donkere huis de wc of het bed te vinden.

Op deze kerstavond liggen zelfs de altijd bezige handen van moeder stil, alleen onze zus leest ons voor. Wat drinken of een koekje krijgen we niet. Er is niets. En toch gaat het leven door. Uit de centrale keuken halen we iedere dag ons warme eten. Eén van mijn broers haalt geregeld melk bij een boer. Vroeg gaan we naar bed, dat bespaard brandstof.

Maar die nacht? Hebben we iets verkeerds gegeten en daardoor voedselvergiftiging opgelopen? Alle tien kinderen moeten overgeven. Moeder heeft het ene kind nog niet gewassen en van schone kleren en beddengoed voorzien, of het andere kotst de boel er onder.

De schaduw van moeder staat in het schemerig licht van de drijvertjes grillig tegen de muur en het plafond afgetekend. Nog zie ik het voor me, de lange vlecht op haar rug heen en weer bewegend, bij het beredderen van alweer een kind, een bed vol braaksel.

Die kerstmorgen gaat niemand van ons naar de kerk. En mijn moeder? Beide kerstdagen doet ze niet anders dan pyjama’s, ondergoed, lakens, slopen en handdoeken spoelen. Zeep heeft ze niet. Het enige is, spoelen en nog eens spoelen. Mijn broer sloopt beneden in de werkplaats planken uit een oude kast. Die planken tot brandhout gehakt en in de kachel verbrand. Zodra er weer een pan water heet is, wordt deze in een teil ijskoud kraanwater geleegd, om de temperatuur voor de handen enigszins draaglijk te maken. En moeder maar spoelen. Beide kerstdagen is ze er druk mee. Eindelijk, in de late middag van de tweede kerstdag hangt alles op de droogzolder aan de waslijnen. Ook op de traphekjes van de overloop, zelfs over de kastdeuren hangen lakens te drogen.

Die avond zitten we weer bij elkaar. Op de tafel het schijnsel van de drijvertjes. Moeder leest uit de kinderbijbel het kerstverhaal voor. Met elkaar zingen we het oudhollands kerstlied: “Er is uit ‘s werelds duistere wolken een licht der lichten opgegaan”. Daarna leest mijn zus ons weer voor. Wij genieten van het spannende boek. Moeder zit, met haar - door het vele water gerimpelde handen - in haar schoot. Dan zakt langzaam haar hoofd voorover. Ze slaapt.

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie